Kinderen van ouders met een lager inkomen of opleidingsniveau beginnen al voor de basisschool met een achterstand. Ze halen die gedurende hun schoolloopbaan niet in. Dat meldt het Centraal Planbureau (CPB) op basis van eigen onderzoek. Het bevestigt andere onderzoeken, onder meer van het
CBS.
Volgens het
CPB zijn kinderen van ouders met een laag inkomen of een lage opleiding al op 3-jarige leeftijd veel minder goed in reken- en taalvaardigheden dan kinderen van ouders met een hoog inkomen of opleidingsniveau. Vanaf groep 3 nemen de verschillen niet of nauwelijks verder toe, maar ze worden ook niet kleiner.
De werkhouding en het gedrag van de kinderen blijkt niet te worden beïnvloed door de verschillende inkomens van de ouders, maar wel door hun opleidingsniveau: kinderen met laagopgeleide ouders scoren lager op die punten.
Het CPB-onderzoek laat verder zien dat de sociaaleconomische achtergrond van de ouders meer voorspelt over het schoolsucces van een kind dan een eventuele migratieachtergrond. Kinderen met een migratieachtergrond beginnen gemiddeld met een achterstand in taal en rekenen, maar zij maken gedurende hun schooltijd een inhaalslag. Uiteindelijk wijken ze weinig af van hun klasgenoten met een vergelijkbare sociaaleconomische achtergrond zonder migratieachtergrond.
Naast de verschillen in achtergrondkenmerken, zijn de verschillen tussen jongens en meisjes vaak nog groter. Meisjes hebben al vanaf 2-jarige leeftijd een voorsprong in taalvaardigheid. Jongens ontwikkelen na zes jaar een voorsprong in rekenen, al neemt deze voorsprong op latere leeftijd weer iets af. Jongens scoren daarnaast vanaf jonge leeftijd beduidend lager op werkhouding en gedrag. Een lagere score hierop betekent bijvoorbeeld dat ze minder nauwkeurig werken of sneller opgeven als iets niet lukt.